Galilei en de vallende steen
Waarschijnlijk al voor het jaar 1600 heeft Galilei een proef gedaan en geconstateerd dat, wanneer je op een varend schip vanaf het topje van de mast een steen liet vallen, deze steen op precies dezelfde plaats aan de voet van de mast terecht kwam als bij een stilliggend schip.
Zijn verklaring hiervoor was dat de beweging van het schip meegegeven werd aan de vallende steen en dat op dezelfde manier de beweging van het schip werd meegegeven aan alle bewegingen die op het schip plaatsvonden.
Dit was in die tijd, nog vóór Newton, een gedurfde uitspraak. Maar toch werd zijn verklaring al snel algemeen geaccepteerd, want voor het verschijnsel dat een zwaar voorwerp zijn beweging meegeeft aan een lichter voorwerp had Galilei een overtuigend bewijs. Iedereen kon zien dat, wanneer een ruiter te paard een bal liet vallen, deze bal eerst nog enige tijd, in dezelfde richting als het paard gelopen had, doorrolde over het gras en dan pas, door de wrijving, langzaam tot stilstand kwam.
Vanwege dit duidelijke bewijs werd dan ook al snel aangenomen dat hetzelfde moest gelden voor losliggende rotsblokken en voor alle bewegende materie (zoals kanonskogels en renpaarden) op aarde tijdens zijn omloop om de zon. Wij merken niets van de invloed van onder andere de beweging van de aarde om de zon op de beweging van materie om ons heen, omdat de snelheid van de aarde wordt opgeteld bij de snelheid van deze materie.
Copyright © 2019 Ruimte, Beweging en Tijd: Drs. C.H.J.M. Opmeer