Ruimte, Beweging en Tijd

HET ONTSTAAN VAN MATERIE

Het ontstaan van gatdeeltjes

Door de in de loop van de tijd opgebouwde druk werden deze gaten binnen de expanderende media naar buiten gedreven (ik gebruik hier het woord tijd, want er was sprake van verandering en dus ook van tijd: zie mijn Definitie van tijd). Uiteindelijk verschenen er een groot aantal gaten aan de buitenkant, dat wil zeggen aan de grens van het mediamengsel met het niets. Om op deze plaats te kunnen blijven bestaan moesten de gaten voortdurend onderduiken in het mediumconglomeraat en weer opduiken op de grens met het niets. Ik veronderstel dat deze energierijke gaten de basis vormen voor de materie waaruit onze wereld is opgebouwd en ik heb ze gatdeeltjes genoemd. Wij kunnen dus zeggen dat onze wereld bestaat uit een grote hoeveelheid gatdeeltjes op de grens van de media en het niets. Omdat van onze positie uit gezien de media zich onder ons bevinden heb ik een medium een subtum (iets wat zich eronder bevindt) genoemd en heten de met elkaar in evenwicht zijnde drie media waarin de gatdeeltjes op- en onderduiken samen de subta.

Spin en gatbelletjes

De gatdeeltjes die voortdurend in de subta op-  en onderduiken bestaan uit niets en wanneer zij zich in de subta bevinden (ik heb dit ‘onder water’ genoemd) valt er al circulerend een stroom subta binnen, die direct ook weer het gat verlaat. Ik heb dit geschetst in bijgaande Figuur 1-3.

Fig. 1-3. De gezamenlijke subta vallen, al roterend, de uit leegte bestaande gaten binnen en veroorzaken, door hun interactie met elkaar en met de leegte, een aantal van de opvallende verschijnselen die wij waarnemen aan elementaire deeltjes. Getoond wordt de rotatie van de in de leegte binnenvallende subta en de zich met de snelheid van het licht in alle richtingen verwijderende gatbelletjes.

Twee opvallende verschijnselen:

1. Er ontstaat een permanente rotatie van de binnenvallende subta in een bepaalde richting binnen de door de subta gevormde 4-D ruimte. Dit veroorzaakt een unieke intrinsieke spin van elk elementair deeltje. De bekende up-down spin is daar het voor ons waarneembare eendimensionale gevolg van.

2. Door de interactie van de leegte in het gat met de binnenvallende subta vindt er regelmatig een opheffing plaats van de scheiding tussen twee versies van eenzelfde subtum. Dit leidt tot het ontstaan van een zeer kleine hoeveelheid leegte met een grote energie. Deze zeer kleine gaten, die ik gatbelletjes genoemd heb, verlaten het grote gat (het gatdeeltje) met de snelheid van het licht in alle richtingen in de 4-dimensionale subtaruimte.

De gatbelletjes zijn zo klein (het zijn de kleinste gaten in de subtaruimte) dat het gat te klein is voor de subta om er binnen te vallen en er vindt dan ook geen interactie met de omgevende subta plaats.

De intrinsieke frequentie

Het ‘op- en onderduik’ gedrag van elementaire deeltjes wordt bepaald door het aantal en de grootte van de samenstellende gatdeeltjes. Daarom heeft eenzelfde type elementair deeltje (dat wil zeggen een deeltje gebaseerd op één of meer kenmerkende gatdeeltjes) zijn eigen specifieke ‘op- en onderduik’ frequentie. Dit in mijn theorie zo belangrijke ‘op- en onderduiken’ is een nieuw verschijnsel en ik heb daarom de frequentie waarmee dit gebeurt een eigen naam gegeven: Intrinsieke frequentie.

Het is opmerkelijk dat de energie van licht gekoppeld is aan zijn frequentie en niet, zoals bij golfverschijnselen normaal is, aan de amplitudo. De reden zou kunnen zijn dat de relatie tussen energie en frequentie gelegd wordt door de meest fundamentele frequentie van een deeltje dat ‘onder water’ een foton produceert of absorbeert: de intrinsieke frequentie. Ik veronderstel daarom dat de intrinsieke frequentie, waarmee een atoom in de subta ‘op- en onderduikt’ fungeert als ijkfrequentie voor de relatie tussen een bepaalde lichtfrequentie en de hoeveelheid energie die deze (spectrale) frequentie voor het atoom vertegenwoordigt.

Maar het zijn juist de zeer nauwkeurige spectrale frequenties (en hun overgangen) die bij de nauwkeurige meting van tijd door een atoomklok als tijdbasis worden gebruikt. Daarom levert de intrinsieke frequentie ook de basis voor een nauwkeurige tijdmeting.

De intrinsieke frequentie ligt ook ten grondslag aan de nucleaire processen bij elementaire deeltjes en daarmee ook aan het tempo van sommige chemische en biochemische verschijnselen.

Copyright © 2019 Ruimte, Beweging en Tijd: Drs. C.H.J.M. Opmeer