Ruimte, Beweging en Tijd

LICHT EN BEWEGING

Wij hebben nu absolute plaats en niet-absolute tijd

In het voorgaande heb ik een nieuwe fysische verklaring gegeven van het ontstaan van de ruimte en van materie en van het verschijnsel zwaartekracht, die de dubieuze aannames van ‘inflatie’, ‘ donkere energie’ en ‘donkere materie’ overbodig maakt. Maar, om dit te kunnen doen, ben ik uit moeten gaan van een absolute ruimte, in de vorm van de subta, en van een niet-zelfstandig en niet-absoluut verschijnsel tijd, gedefinieerd in termen van verandering.

Beide opvattingen zijn volledig in strijd met de uitgangspunten van de relativiteitstheorie, waarin beweging altijd relatief is en waarin tijd juist de rol vervult van een zelfstandige dimensie, gelijkwaardig aan de drie ruimtelijke dimensies.

Niet op basis van intuïtie maar van feiten

Introductie (samen met een aantal uitspraken van anderen over intuïtie) aan het begin van de expositie van Axel Vervoort in het Palazzo Fortuny tijdens de Biennale van Venetië in 2017.

Eerst Poincaré en kort daarna Einstein hebben op grond van hun intuïtie vastgesteld dat de snelheid van het licht altijd constant is en onafhankelijk is van de snelheid van een bewegende lichtbron. In plaats van af te gaan op mijn intuïtie, heb ik een degelijke studie gemaakt van wat er op dit gebied aan natuurverschijnselen en experimentele resultaten bekend is. Ik heb onderzocht wat er, vooral vanwege onze dagelijkse waarneming van lichtverschijnselen en vanwege het nulresultaat van het Michelson en Morley experiment (het MME), in feite fysisch gebeurt.

Het blijkt dat de problemen waar men eind 19e eeuw voor stond op een veel betere wijze (want op  een fysische en niet op een mathematische manier) opgelost kunnen worden. Ik zal hier alleen de grote lijn aangeven. Voor een meer uitgebreide behandeling van deze problemen en hun oplossing verwijs ik naar Deel II van mijn boek.

Alle bestaande relativistische formules blijven behouden

Alle bekende formules, van E = mc² tot en met de invloed van beweging (en van de zwaartekracht) op de meting van tijd  (’time dilation’), blijven behouden. Het transversale Dopplereffect heet in mijn theorie geen Dopplereffect meer, maar de formule voor dit richtingsonafhankelijke effect is gelijk gebleven. De formule voor het Doppler effect bij een bewegende lichte bron of bij een roterende beweging is gelijk gebleven. Alleen de formule voor het Dopplereffect bij een zware (= >10 kg wegende) lineair bewegende bron is aangepast, vanwege de in dit geval optredende (tijdelijke) verandering in de snelheid van het uitgezonden licht. De meting van het zeer kleine verschil met de relativistische formule voor het Dopplereffect is het doel van Toetsingsexperiment 10.

De invloed op de meting van tijd

De invloed van beweging en van de zwaartekracht op de meting van tijd (met hetzelfde effect als volgens de relativistische formule) is in mijn theorie het gevolg van hun invloed op de intrinsieke frequentie. De intrinsieke frequentie dient als ijkwaarde voor het aantal veranderingen (in dit geval de bij een bepaald energieniveau horende frequentie van het door een atoom geabsorbeerde of uitgezonden licht) dat dient als basis voor het meten van een nauwkeurige tijd.

Het Sagnac effect

Ook de formule voor het Sagnac effect is dezelfde gebleven, maar de verklaring voor het effect is nu normaal fysisch en heeft niets meer te maken met de zwaartekracht. Bij een roterende beweging treedt niet de (tijdelijke) verandering in de snelheid van het licht op die het nulresultaat van het MME verklaart. Daarom vindt er in dit geval geen compensatie van de verandering in afgelegde weg plaats en wordt er dus een interferentie effect gevonden tussen het met de draaiing meegaande en het tegen de draaiing in gaande lichtsignaal.

De eigenschappen van een foton

Licht bestaat uit fotonen en ik zal hier daarom voor het gemak de al eerder beschreven eigenschappen van een foton herhalen:

Het foton is geen deeltje zoals andere elementaire deeltjes, dat voortdurend ‘op en onder’ moet duiken om in stand te blijven. Een foton bestaat uit een zeer klein gatdeeltje (het fotondeeltje) dat wordt omgeven door een transversaal golfvormige subtastroming (de fotongolf). Fotondeeltje en fotongolf bewegen zich – altijd ‘onder water’ – door de subtaruimte met onder normale omstandigheden de snelheid c. Omdat de transversale golf een component langs de 4e dimensie van de subta in de richting van de grens met de leegte heeft, bewegen fotonen zich ‘onder water’ parallel aan onze grensruimte.

De energie van een foton wordt in eerste instantie bepaald door de grootte van het fotondeeltje. Hoe groter het deeltje hoe groter, bij een gegeven snelheid, de energie van het foton. De energie van een foton wordt in tweede instantie bepaald door zijn snelheid. Wanneer zijn snelheid tijdelijk groter is dan c, is de energie tijdelijk groter dan normaal en wanneer zijn snelheid tijdelijk kleiner is dan c, is de energie van een foton tijdelijk minder dan normaal.

Deze energie is uitsluitend aanwezig in het fotondeeltje en niet in de fotongolf. Maar de golflengte en de snelheid van de fotongolf (en dus zijn frequentie en niet zijn amplitudo) stemmen overeen met de energie van het fotondeeltje.

Copyright © 2019 Ruimte, Beweging en Tijd: Drs. C.H.J.M. Opmeer